Een prikkelende titel van een nieuw boek van Harrie Aardema, dat de dag na de raadsverkiezingen na afloop van een symposium werd aangeboden aan burgemeester Jorritsma van Almere.(samenvatting: http://www.harrieaardema.nl/samenvatting%20site.pdf )
Een hypocratie staat voor een “ eigentijdse invulling van de democratie “ met “ politici –maar ook bestuurders, managers en ambtenaren – die iets anders zeggen dan er kan en zal worden uitgevoerd” (blzn 156 ev). En behalve associaties met hypocrisie en hypes mikt het boek vooral op een innovatiekans van onderop, gericht op nieuwe verbinding en balans.Het wil ook vooral een empirisch boek zijn, gebaseerd op “ vele gesprekken,uitgevoerde opdrachten en observaties gedurende de afgelopen jaren”. Het geeft, denk ik, een realistisch beeld, van wat er zo al leeft en gezegd wordt door “ volks vertegenwoordigers en mensen om hen heen”. Amerikanen hebben er een mooie uitdrukking voor “ I heard it through the grapevine” : ik hoorde het om me heen, het hangt in de lucht. En misschien is dat wel de belangrijkste dimensie van de democratie: het informele, het moeilijk grijpbare, datgene waardoor het eigenlijk allemaal werkt. Niet voor niets proberen dictaturen juist die “ wijngaard” altijd droog te leggen. En je moet dus ook uitkijken haar teveel te willen regelen en plannen.
Harrie doet dan ook vooral “ zachte” aanbevelingen (blz 159) in de sferen van cultuur en leiderschap. Centraal in zijn benadering staat een schema met kwadranten voor denken en doen en voor voelen en vragen. Horizontaal vormen de eerste twee de bovenstromen (die gezeefd moeten worden) en de laatste twee de onderstromen(die gevoed moeten worden). Vertikaal zijn denken en voelen de interne en doen en vragen de externe orientatie.Op het kruispunt? IK!
In de wijngaard worden twee talen gesproken: de boven-taal en de onder-taal en het lijkt in de praktijk niet de bedoeling dat die elkaar verstaan of zelfs maar horen. Hoe gaan we de boven-verwachtingen in evenwicht brengen met de onder-praktijken.
Het lijkt mij overigens dat we dat evenwicht nooit zullen bereiken: de vier kwadranten zijn m.i. gebaseerd op natuurwetten: in de evolutie heeft de mens zijn bestaan onder meer te danken aan zijn vermogen om datgene waar het echt om gaat (overleven, vaak ten koste van een ander) te verpakken in schijnvoorstellingen, afleidingsmanoevres, verwachtingen en idealen. Vaak doet hij dat zo effectief dat het onderscheid tussen schijn en werkelijkheid maar moeilijk te achterhalen is. Lees bijvoorbeeld bij Frank Tallis en …. maar eens hoe wij romantiek hebben uitgevonden om aan voortplanting te mogen doen.
Ik had bij “ hypo” ook nog een vierde associatie, namelijk die van de hypochondrie: de angst om een ziekte te hebben, waarvan bij onderzoek niets blijkt. Het lijkt me ook op onze democratie van toepassing: het verschil tussen de echte temperatuur en de gevoelstemperatuur, tussen de echte veiligheid en “de gevoelens van onveiligheid” en tussen meetbare werkdruk en de “ gevoelswerkdruk” die in het boek wordt beschreven.
We doen alsof we ziek zijn, maar zijn dat in vergelijking met de rest van de wereld natuurlijk nauwelijks. Het gat tussen de feiten en de beleving moet dus terug gebracht worden en daarvoor moeten politiek en overheid minder verwachtingen wekken, en moet, zoals Burgemeester Jorritsma terecht opmerkte de burger meer in staat geacht en gesteld worden de eigen boontjes te doppen.
(We moeten niet zover hoeven te gaan als de “ ingebeelde zieke” (het toneelstuk van Moliere) die er door zich dood te houden achter komt wie er echt van hem houdt.)
Drie kanttekeningen tenslotte bij het boek.
De auteur zegt in de literatuur niet veel bruikbaars te vinden over de door hem gestelde vragen. Hij lijkt zich daarbij te beperken tot de bestuurskunde, waarvan de beoefenaren en publicisten helaas bijna zonder uitzondering rondzwemmen in de bovenstroom onder het slaken van boven-talige kreten. Het zijn in de praktijk ook vooral de handlangers en rechtvaardigers van de “ politici –maar ook bestuurders, managers en ambtenaren – die iets anders zeggen dan er kan en zal worden uitgevoerd”.
Hij gaat wat al te makkelijk voorbij aan literatuur uit de werelden van marketing en media die juist het gat tussen (collectieve) verwachtingen en (individuele) acties als centraal aandachtsgebied hebben. De bovenstroom van het publieke domein heeft teveel de neiging met het kind van de commercie het badwater van de marketing weg te gooien. De “ marketing gap” is niet voor niets een sleutel-begrip in alle marketing literatuur!
Als we een wolk van veel-gebruikte termen (een “ tag-cloud” ) in de hypocratie zouden maken dan zouden informatie en communicatie hoog scoren, maar toch worden publikaties en ervaringen uit de bijbehorende disciplines niet opgezocht. Van de drie dimensies van informatie en communicatie (vorm, inhoud en technologie) komt eigenlijk allen de vorm in beeld: processen/procedures, regels, structuren etc. Daar gaan de gesprekken in de wijngaard kennelijk over.
En juist die overaccentuering van de vorm en de verwaarlozing van de inhoud lijkt mij een belangrijke oorzaak voor het uit elkaar lopen van bovenstroom en onderstroom, van management en uitvoering, van politiek en burger.
En de relativering van de inhoud en de vrees voor de technologie leiden ertoe dat computers en web-technologie nu vooral worden ingezet om de bestaande vormen te bevriezen in systemen die de status quo onveranderbaar en onwerkbaar dreigen te maken. “ Voor de zekerheid” wil men “ toch maar” alle informatie hebben, en “ eigenlijk liefst op papier”.
En het paradoxale is dat de informatie en communicatie technologie de tegengestelde ontwikkeling lijkt door te maken: zij maakt persoonlijke communicatie en profilering (leiderschap!) , inhoudelijke afwegingen en transparantie steeds beter mogelijk. De ijsvloer die zich tussen onder en bovenstroom lijkt te bevinden kan wel degelijk doorbroken worden!