4 May 2024

Archives for april 2011

Een kip zonder kop op het verkeerde been.

Van een informatieOverheid (volgens de WRR) naar een individueleOverheid.

 

Spagaat.
De WRR adviseert de regering de huidige eOverheid te transformeren tot een iOverheid. Van een overheid die denkt en werkt in kokers en produkten naar een overheid die zich bewust is van de informatie in ketens en processen.
Het advies is gepubliceerd in een rapport van 250 pagina’s en gaat vergezeld van 1000en pagina’s rapporten en onderzoeken. De WRR schetst daarin “ zijn visie op de digitalisering van de overheid” maar ik mis een duidelijke probleemstelling.
Misschien moeten we die vinden in het volgende citaat:
“ De overheid ontkomt niet aan een spagaat: de inzet van ICT door de overheid moet het leven van burgers in diverse opzichten aangenamer en veiliger maken, maar zij moet ook waken over fundamentele rechten zoals privacy en autonomie van burgers”. Om na een tussenkopje “ iOverheid” te vervolgen met “ De zoektocht naar deze spagaat vormt het vertrekpunt van dit rapport”.
Ik weet niet of je een spagaat kunt zoeken, maar volgens mij heeft de WRR haar niet gevonden. Er wordt enorm veel aandacht besteed aan de invalshoek van de overheid , maar bijzonder weinig aan die van de burger. Het is maar een symptoom, maar toch: het woord “overheid” komt drie keer vaker voor dan “burger”. En als de burger in beeld komt is het vooral analytisch: adviezen om zijn/haar rol sterker te maken zijn er niet. De WRR beperkt zich tot het bepleiten van meer transparantie, “ versterking van het inzicht dat de burger kan krijgen in zijn of haar eigen (informatie)positie en de mogelijkheden daarin corrigerend op te treden”. Een goede zaak natuurlijk, maar corrigerend is achteraf, als het (misschien) te laat is. De WRR betrekt terecht de stelling dat ”Die emancipatie van de informatie- en rechtspositie van burgers aan de orde is…” . Ofwel: de machtsverhoudingen zijn ongelijk. Maar waar blijven de machts-middelen dan?
Veelzeggend vind ik ook dat de “ burger” en de “samenleving” slechts aan de orde komen in de epiloog en in taalgebruik dat “ de informatiesamenleving het decor vormt voor de analyse van de inzet van ICT door de overheid.” (blz 32 maar ook blz 34). Kennelijk zit de burger in het decor en levert de overheid de hoofdrolspelers.
Macht.
De adviezen reiken geen machtsmiddelen aan, maar beperken zich tot het bepleiten van een aantal adviserende instanties (permanente advies-commissie aan het parlement, een iplatform en een iautoriteit) en een verdere professionalisering van het opdrachtgeverschap bij de overheid.
Daarmee kiest de WRR er in feite voor de tanker van de eOverheid van een andere bemensing te voorzien en de stuurlui beter op te leiden; misschien komen we dan in het vaarwater van een iOverheid, maar of het een andere koers is en een aankomst oplevert is voor mij de vraag.
Waarom de betere stuurlui niet van de wal gehaald en met kleinere, slagvaardiger bootjes? Hoe wil je het (interne) opdrachtgeverschap van de overheid nu verbeteren als de externe opdrachtgevers daar niet bovenop (kunnen) zitten? De CIO’s moeten toch architecten zijn met “ macht en gezag” en geen stucadoors? Hoe voorkomen we dat politici zich als amateurs blijven gedragen (Burgemeester Cohen nav de noord-zuid-lijn). Het zou de WRR niet alleen om professionalisering moeten gaan maar vooral om politisering van het opdrachtgeverschap !
Een iOverheid zonder burgers en politici: een kip zonder kop?
Lijdend voorwerp of onderwerp?
Waarom niet voortgeborduurd en geanticipeerd op de aanbevelingen van de Staatscommissie Grondwet die de betekenis van (informatie)grondrechten wil vergroten (blz 30) en het recht op bescherming van persoonsgegevens wil verzelfstandigen (tov privacy) (blz 82) ?
Alleen als de burger een machtspositie heeft kan zij de politiek en de overheid weer gaan sturen zoals het hoort. Waarom is de burger altijd lijdend voorwerp en maar zelden onderwerp ?
Het lijkt er op dat de WRR zich aansluit bij de voorzitter van het CBP die ook vindt dat de positie van de burger beter wettelijk moet worden verankerd. Tegelijkertijd acht hij het echter volstrekt ondenkbaar dat die burger inzicht zou kunnen hebben in alle voor hem relevante bestanden. en dus (?) stelt hij (bij EPD-expert-meeting Eerste Kamer) :”Voor de verbetering van de bescherming van persoonsgegevens is het nodig dat de aandacht bijna volledig uitgaat naar de twee andere spelers in het veld: de verantwoordelijke en de toezichthouder”. Ook bij hem dus het versterken van het institutionele been van de spagaat en het opgeven van het andere.
Hoe komt het dat de WRR, het CBP , maar bijv ook de Rekenkamer (met recent rapport over open source bijv) meegaan in het denken vanuit het bestaande en in het observeren “ van binnen naar buiten” ? Waarom wordt er altijd aan het bekende been gesleuteld en nooit eens aan het andere, het individuele been waar alle nieuwe technologie nu juist op toe gesneden lijkt?
Paradigma.
De WRR noemt de overgang van een eOverheid naar een iOverheid een paradigma-verandering. De definitie daarvoor (Kuhn) zegt echter dat daar sprake van is als bestaande denkramen niet meer voldoen om geconstateerde ontwikkelingen te duiden. Maar het denkraam van de iOverheid is niet wezenlijk anders dan dat van de iOverheid: van bovenaf bekeken zien kokers eruit als een keten. Het loopt ook een beetje achter de feiten aan: men is binnen de overheid natuurlijk al jaar en dag aan het denken en werken in ketens en het “ managen op processen” lijkt zelfs tot inhoudelijke, ambachtelijke bloedarmoede te leiden. (http://www.vpro.nl/programma/buitenhof/afleveringen/44605091/items/44606396 )
Het denkraam dat wel wezenlijk anders is , is dat van de personalisatie: de voortdurende en elkaar versterkende wisselwerking tussen de behoeften aan individuele autonomie en de mogelijkheden van kleinschalige en deelbare technologie. De WRR heeft een blinde vlek voor de democratische potentie ervan . En dat verklaart ook waarom zij zo weinig aandacht heeft voor web 2.0, open (d.i. deelbare) technologie, bezuinigingen en de veranderende rol van de overheid, het belang van lokatie-gebonden gegevens. Ze heeft het wetenschappelijk uitgangspunt “ bij gelijkblijvende omstandigheden” wat al te letterlijk genomen.
Personalisatie levert een wezenlijk andere invalshoek op: mis je die, dan werkt dat in alles door. Helaas hebben marktpartijen het wel door en ook wij in onze rol van consument kunnen er goed mee uit de voeten. Als staatsburger zijn we nergens.
Een gemiste kans voor de WRR die ons op het andere been van haar eigen spagaat had kunnen zetten. En een paradox: als de WRR adviezen wel zouden leiden tot verbeteringen dan zou dat betekenen dat we nog slechter af zijn: een geprofessionaliseerde iOverheid heeft dan namelijk te maken met burgers/klanten met een relatief nog zwakkere informatie-positie. En het simpele feit dat een organisatie “ van de overheid” is of is geweest biedt geen enkele garantie dat mijn persoonsgegevens in goede handen zijn en dat mijn privacy goed beschermd wordt. De regels van Facebook bieden mij vele malen meer mogelijkheden dan die van de eerste de beste uitkerings-instantie of woningbouwcorporatie.

De overheid als platform.

1. WAT is dat nu weer?

 

Het meest aangehaalde voorbeeld op dit moment: de i-phone, niet zozeer een telefoon als wel een apparaat waarmee 100.000en toepassingen(apps) gebruikt kunnen worden.De afgelopen 5 jaar is er onder het kopje web 2.0 veel internet-technologie ontwikkeld die gericht is op ondersteuning van de vrager in plaats van de aanbieder. Bij web 1.0 denkt de aanbieder dan aan sites voor consumerende bezoekers, bij web 2.0 aan communities voor aciverende leden. Als synoniem spreekt men ook wel van sociale media (Hyves, Facebook, Twitter etc).
De laatste 2 jaar heeft men zich , onder meer nav het succes van Obama afgevraagd hoe de web 2.0 technologie toegepast zou kunnen worden bij de overheid. Die zoektocht vindt plaats onder de vlag GOV 2.0 en de centrale metafoor daarbij is die van de overheid als platform. Zie bijv http://www.gov2summit.com/gov2010 . In Nederland kan deze discussie het best gevolgd worden via www.ambtenaar20.nl .
Voor de amerikanen is dat een hele ontdekking. Voor Nederlanders zou het een feest van herkenning moeten zijn: onze overheid doet toch al eigenlijk eeuwen niet anders door te zorgen voor een gemeenschappelijke fysieke infrastructuur van wegen, dijken etc ? Nu alleen de virtuele pendant nog even.
2. WAAROM zou ik daaraan moeten geloven?
Op de vraag “ waarom al die moeite? “ schijnt de eerste beklimmer van de Mt.Everest geantwoord te hebben: “ Omdat-ie er is”.Zo is het ook met web 2.0 : de mogelijkheden zijn er en waarom zou je die niet benutten? Zeker naarmate je gaat beseffen dat ze direkt tegemoet lijken te komen aan alle idealen en oplossingen die al jaar en dag worden geuit in termen van verbetering van democratie en publieke dienstverlening.
De veel beschreven kloof tussen bestuur en bestuurde, tussen burger en overheid kan nu overbrugd en gedicht worden. De pijlers en andere materialen liggen klaar.
Het is “ alleen nog maar” een kwestie van op het andere been gaan staan en systematisch redeneren vanuit het perspectief dat de vrager initieert en stuurt in plaats van de aanbieder. Van bestuurders die kaders stellen waaraan burgers zich te houden hebben, naar bestuurders die pogen kaders te formuleren op basis van de vragen van de burgers.
Zoals hiervoor al aangestipt is een tweede reden om er positief in te stappen dat het, zeker in de europese context, een natuurlijke stap vooruit is voor onze publieke infrastructuren.
Een derde reden tenslotte is een defensieve: de burgers raken met hun individuele profielen en privacy steeds meer overgeleverd aan de Googles en Facebooks van deze wereld. Veel meer en subtieler dan ooit wel werd gevreesd bij de opkomst van de PC (IBM) en Windows(Microsoft): toen ging het nog maar om technologie, nu gaat het om inhoud! Het wordt tijd dat de overheid in dit opzicht opkomt voor haar burgers!
3. WIE krijgen er mee te maken?
Iedereen!

Bestuurders, burgers en buitenlui.
Bestuurders en hun ambtenaren in de eerste plaats omdat het er om gaat met een open mentaliteit alles beschikbaar te stellen waar burgers en buitenlui iets mee zouden kunnen. Zie bijv www.data.gov . Hoe meer toegankelijkheid , hoe meer apps! (zie bijv http://www.youtube.com/watch?v=URmKRTU-hxQ&feature=PlayList&p=C92663271D02C277&playnext_from=PL&index=19 )
Bestuurders ook omdat ze zelf meer en meer gebruik zullen (moeten) maken van sociale media en communities. Niet alleen om stemmen te winnen, maar ook om ze te houden. Ook binnen en tussen overheden zullen de communicatie-patronen veranderen. Je kunt er op wachten, maar je kunt er zeker als bestuurder ook in voorop lopen.Gebruik van web 2.0 is geen voer voor technologen , maar voor bestuurders en managers! (http://gov20.govfresh.com/open-government-in-california-connecting-citizens-to-eservices-with-social-media/
Burgers meer en meer omdat ze er al aan gewend raken bij niet-overheden en zich afvragen waarom het juist bij de overheid niet ook zou kunnen. Waarom wel een intercontinentale reis wel geheel via internet georganiseerd (en betaald!) en waarom een interdepartementale aanvraag voor een vergunning of een uitkering niet?
Burgers zullen van de overheid, van hun openbaar bestuur op 5 schakels in de informatie-keten een bijdetijdse behandeling verwachten:
In de eerste plaats zullen ze van het bestuur verwachten dat die hun (digitale) identiteit waarborgt. Niet alleen in het verkeer met de overheid, maar ook met andere partijen. Het evenwicht tussen profilering en privacy moet de burger zelf kunnen beheren.
In de tweede plaats gaat men rekenen op inter-activiteit en transparantie: men wil in de democratische processen weerwoord serieus genomen zien en in de dienstverlening wil men niet wachten. Waarom bij de eerste de beste koerier wel kunnen zien waar je pakketje is en er bij de overheid niet achter kunnen komen wie er met je aanvraag bezig is?
In de derde plaats zal men minder genoegen gaan nemen met processen die niet afgestemd zijn en organisaties die langs elkaar heen werken. Kastjes en muren accepteert men niet meer en met (gelukkig onvermijdelijk ) toenemende transparantie zullen verantwoordelijken nadrukkelijker in beeld komen. Daar staat tegenover dat burgers ook gemobiliseerd kunnen en willen worden om bij uitvoeringsprocessen te helpen. Men wil integratie en verwacht dat de technologie daartoe gestandaardiseerd zal zijn.
In de vierde schakel van de BurgerInformatieKeten wil men men een overheid die intelligent omgaat met al de gegevens die burgers haar ter beschikking hebben gesteld. Pro-activiteit waar zinnig (waarschuwing dat paspoort verloopt), passiviteit waar noodzakelijk (gebruik van gegevens voor andere doelen dan waarvoor verstrekt). De burger heeft als oorspronkelijke eigenaar van de persoonsgegevens de regie. (opt-in/opt-out).
Tenslotte verwacht men dat de ICT-infrastructuur van de overheid van deze tijd is en veilig. (zie verder hierna par 4 ).
Buitenlui die de overheid adviseren en ondersteunen zullen op het platform en keten-denken moeten anticiperen en inspelen.
4. WAAR kunnen we het vinden?
Lokatie is in de fysieke wereld een belangrijke factor, bijvoorbeeld voor de waardebepaling van onroerend goed. In de virtuele wereld is de plek waar de systemen draaien en de gegevens opgeslagen zijn steeds minder relevant. Via het web beseffen we nu meestal al amper waar we bezig zijn en de psychologie van de afstand, het idee dat het alleen op je eigen computer toegankelijk en veilig is, houdt tegen dat we “ alles op het web zetten”. Toch is dat de trend: het ongrijpbare geheel van computer-capaciteit (“ servers” die worden beheerd als waren het “ farms” bijv in Groenland want dan heb je minder koelingskosten) noemt men “ the cloud” en daar gaan ons werk en onze gegevens onherroepelijk naar toe.
Ons rest slechts het claimen van onze eigen “ web-plek”, hetzij als individu, hetzij als organisatie.

En aangezien deze trek naar de wolken al goed aan de gang is wordt het tijd voor een overheidsbeleid.
Maar lokatie is niet alleen belangrijk voor het collectief: er komen steeds meer lokatie-gebaseerde apps (zie bijv www.foursquare.com en de Nederlandse versie www.feest.je ) die bij uitstek relevant zijn voor overheidsdienstverlening.
5. WANNEER kunnen we er wat mee?
Het tempo waarin bestuurders en overheden web 2.0 kunnen oppakken wordt meer bepaald door eigen wil en inzet dan door de technologie. Het grootste probleem zit hem in de afstemming van de nieuwe web-technolgie met de bestaande systemen (de zogenoemde “ legacy”, het erfgoed aan hard en software waar alle bestaande processen van afhankelijk zijn.)en de bestaande meestal private eigenaren van die systemen.
Dit probleem betreft echter vooral de dienstverleningskant van de overheid.Het feit dat er voor de bestuurlijke en beleidsmatige processen van de overheid nog zo weinig gebruik is gemaakt van ICT maakt dat we de “ wet van de stimulerende achterstand” kunnen benutten.
Voor de democratische processen kunnen we in principe ongeremd gebruik maken van het web 2.0 –arsenaal. Natuurlijk is het wel verstandig dat planmatig te doen en rekening te houden met de mate waarin betrokkenen thuis zijn op het web.

In inspraak-processen bijvoorbeeld zien wij nu vaak tegelijkertijd een procedurele aanpak , we hebben nu eenmaal termijnen etc nodig, als basis voor allerlei processen daar om heen. Vaak frustreert de procedure de kwaliteit en het tempo van het proces en zorgt het proces ervoor dat “ er niks meer kan” .
Door met web technologie een platform te creeren, als het ware tussen proces en procedure in , kan de kwaliteit van de uitkomst verbeteren. Zie bijv http://onlinetownhalls.com
6. HOE kunnen we het implementeren?
Dat zal per organisatie/persoon verschillen.